Schilderijen
Inner world
Het meisje en de wolf
Portretten
Musici
Landschappen

Boeken
Niet storen. Een kritische beschouwing over de Riagg 
Wie is er nu gek? Over kronkels in de therapeutische relatie

Nog altijd. Levensverhaal van een Auschwitz-overlevende
Tien componistenportretten in woord en beeld
Keerpunt. Over persoonlijke crises en kansen

Samenvatting proefschrift over alcohol en angst

Biomedische aspecten van (alcohol)verslaving (hoofdstuk uit proefschrift)

 

 CV  
Saar Roelofs

Geen talent voor volgzaamheid: 
e
rvaring als psycholoog in de ggz

 


saar.roelofs@xs4all.nl 

© Partner Productions


Dr. Saar Roelofs

ANGST

OORZAAK EN GEVOLG VAN OVERMATIG ALCOHOLGEBRUIK

Een interdiciplinaire benadering

 

Tijdschriftartikel voor de dagelijkse praktijk van de ggz
met achtergronden over (alcohol)verslaving en
 aanknopingspunten voor de behandeling.

"Voor het eerst begrijp ik iets van de complexe relatie tussen fysieke afhankelijkheid van alcohol en psychische problematiek." Jos Dijkhuis,
emeritus hoogleraar Klinische psychologie en Psychotherapie in een brief aan de auteur.

Gestileerd beeld van zenuwcellen op cover proefschrift (Saar Roelofs)



Intro

Het onderstaande artikel is gebaseerd op de wetenschappelijke literatuur, klinische observaties en een promotieonderzoek.*

 De complexe wisselwerking tussen overmatig alcoholgebruik en psychische problemen ontrafeld. Psychische problemen kunnen zowel een aanleiding vormen tot als een direct gevolg zijn van het overmatige gebruik van alcohol. In de eerste maanden na het staken van langdurig overmatig alcoholgebruik zijn de oorzaken en gevolgen van dat gebruik in een onontwarbare kluwen verweven. In het onderstaande artikel wordt de complexe wisselwerking tussen alcoholgebruik en psychische problemen ontrafeld. Daarbij ligt de nadruk op angst.

Overmatig alcoholgebruik: "The great mimicker in psychiatry". Alcoholonthoudingsverschijnselen vertonen een grote overlap met klachten waarmee cliënten zich in de ggz melden (zoals angst, paniek, depressie en verwarring). Alcoholisme wordt dan ook wel "the great mimicker in psychiatry" genoemd. 

Mechanismen die aan de fysieke afhankelijkheid alcohol ten grondslag liggen. Het artikel bevat een beschrijving van de mechanismen die aan de fysieke afhankelijkheid van alcohol ten grondslag liggen, het alcoholonthoudingssyndroom en de late alcoholonthoudingsverschijnselen die nog lang, zelf jarenlang, na het staken van alcoholgebruik kunnen blijven bestaan.  

Antecedenten van overmatig alcoholgebruik. De auteur bespreekt onderzoek naar antecedenten van mogelijk alcoholgebruik, waaronder  jeugdtrauma's.

Aanbevelingen voor de behandeling. Tot slot worden aanbevelingen voor de behandeling van overmatig alcoholgebruik gedaan.

Dichten van de kloof tussen drie onderzoeksterreinen. De auteur poogt kloof tussen drie traditioneel gescheiden terreinen van onderzoek te dichten: 
1) tussen de biomedische en de sociale wetenschappen, 
2) tussen wetenschappelijk onderzoek en de praktijk, 
3) tussen de verslavingszorg en de algemene geestelijke gezondheidszorg. 

________________

* Het alcohol-onthoudingssyndroom en hyperventilatie: een behandelingsmethode. Met een slotbeschouwing over de etiologie van alcoholisme. Acadenisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam, Saar Roelofs, 1990.
Zie samenvatting promotieonderzoek & publicaties in wetenschapplijke tijdschriften

 

 

INHOUD

Inleiding

Een blinde vlek voor overmatig alcoholgebruik

Angst: een direct gevolg van de chemische werking van alcohol

     Biologische verklaringen voor de afhankelijkheid van alcohol
     Neurofysiologisch en psychofysiologisch onderzoek


Angst: oorzaak en gevolg van overmatig alcoholgebruik
     Hyperventilatie

     Het voortgezette alcoholonthoudingssyndroom en hyperventilatie
     Een behandelingsmethode

Ontwikkelingsstoornissen als mogelijke antecedenten

 

Aanbevelingen voor de behandeling

 

Slotopmerkingen

 

Noten

Literatuur

Summary in English

 

 


Saar M. Roelofs

Angst: oorzaak en gevolg van overmatig alcoholgebruik
Een interdisciplinaire benadering

 

MGv Maandblag Geestelijke volksgezondheid 1, 1992, p. 28-45

 

 

Inleiding

 

Mensen die regelmatig alcohol gebruiken, kunnen wennen aan alcoholdoses die voor matige, incidentele gebruik(st)ers dodelijk zouden zijn (Mello, 1972). Dit feit is een indrukwekkend bewijs van het vermogen van de mens om zich aan veranderde omstandigheden aan te passen. Wanneer men overmatig alcoholgebruik niet geleidelijk mindert (waardoor een nieuw aanpassingsproces in gang kan worden gezet) maar abrupt staakt, dan treedt een grote verscheidenheid aan symptomen op die gezamenlijk worden aangeduid als het alcoholonthoudingssyndroom (AOS). Hoe langer het overmatig alcoholgebruik heeft geduurd, des te ernstiger is dit syndroom (Ballenger en Post, 1978). Tot de zeer ernstige symptomen behoren onthoudingsinsulten (elektrische ontladingen in de hersenen gepaard gaande met spasmen en krampen, gelijkend op epileptische insulten) en een delirium tremens (een toestand van extreme verwarring en opwinding gepaard gaande met hallucinaties en meestal met hoge koorts); minder ernstige onthoudingsverschijnselen zijn slaapstoornissen (nachtmerries, slapeloosheid, onrust), hyperventilatie (zie voor de symptomen de tabel verderop in het artikel), tremoren, een verhoogde bloeddruk, een verhoogde lichaamstemperatuur, misselijkheid, hevige transpiratie en gevoelens van angst, paniek en depressie (Mendelson, 1964; Victor, 1973).

 

Alcoholonthoudingsverschijnselen kunnen al optreden zodra de alcoholconcentratie in het bloed begint te dalen, bijvoorbeeld tijdens de nachtrust (Mendelson, 1964). Alcoholisten zetten soms 's nachts de wekker om deze zogenaamde relatieve alcoholonthoudingsverschijnselen met behulp van hernieuwd alcoholgebruik te voorkomen. Bij het ontwaken gebruikt een chronisch drink(st)er meestal onmiddellijk een zogenaamd 'ochtend-' of 'hersteldrankje'. De alcohol wordt dan niet genomen als genotsmiddel maar als 'medicijn'.

 

Het AOS kan in minder ernstige vorm dan vlak na het staken van chronisch alcoholgebruik, nog lang - zelfs jarenlang - blijven bestaan. Men spreekt in dit geval over een subacuut of voortgezet AOS. Tot na tien jaar abstinentie worden symptomen als slapeloosheid, prikkelbaarheid, pijn, duizeligheid, hartkloppingen, depressie, angst, paniek en een 'kater'-gevoel gerapporteerd (De Soto e.a., 1985; Wellman, 1954 en 1955). In fysiologisch opzicht blijven ex-alcoholisten zich nog lang van controlegroepen onderscheiden met betrekking tot het slaapritme en de ademhalingsfrequentie (Williams en Rundell, 1981).

Omdat alcoholonthoudingsverschijnselen een grote gelijkenis vertonen met neurotische of psychotische symptomen zoals angst, depressie of verwarring, wordt over alcoholisme wel gesproken als 'the great mimicker in psychiatry' (Schuckit, 1986). Men kan zich echter afvragen of hier - in plaats van restverschijnselen van vroeger alcoholgebruik - sprake is van stoornissen die al bestonden voorafgaande aan dit gebruik; stoornissen die met alcohol werden 'behandeld' en die bij het staken van alcoholgebruik opnieuw de kop opsteken. Alcoholisten beweren immers vaak dat zij drinken ter verlichting van allerlei klachten zoals slaapstoornissen en angst.

 

In dit artikel neem ik de gecompliceerde wisselwerking tussen overmatig alcoholgebruik en psychische problematiek onder de loep; het accent ligt hierbij op angst. Zijdelings verwijs ik ook naar het overmatig gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen. Ik baseer mij in dit artikel op de literatuur, op een eigen onderzoeksproject en op klinische indrukken.
Eerst bespreek ik biomedisch onderzoek waaruit blijkt dat angst een direct gevolg kan zijn van de werking van de stof alcohol zelf. Als een bijdrage aan de discussie over de oorzaken en gevolgen van overmatig alcoholgebruik beschrijf ik vervolgens een eigen onderzoeksproject naar hyperventilatie en angst bij abstinente alcoholisten. Voorts komen ernstige ontwikkelingsstoornissen - mogelijke antecedenten van overmatig alcoholgebruik - aan de orde. Ten slotte worden er enige aanbevelingen gedaan voor de behandeling.

naar inhoud

 

Een blinde vlek voor overmatig alcoholgebruik

 

In de onderzoeken die in dit artikel worden beschreven, zijn voornamelijk alcoholgebruikers betrokken die in sterke mate lichamelijk van alcohol afhankelijk zijn en hiervoor klinisch worden behandeld door in alcoholproblematiek gespecialiseerde instanties. Overmatige alcoholgebruikers treft men echter niet alleen in de verslavingszorg, maar ook in de algemene geestelijke gezondheidszorg aan: 10 tot 23% van degenen die voor een angstsyndroom onder psychologische of psychiatrische behandeling zijn, valt in de categorie 'zware drinker' of 'alcoholist', dat wil zeggen had onder meer last van alcoholonthoudings-verschijnselen (Bibb en Chambless, 1986; Woodruff e.a., 1972). Zoals in dit artikel duidelijk gemaakt zal worden, bestaat er een sterke samenhang tussen angst en overmatig alcoholgebruik. Desondanks wordt van de complicerende factoren bij een angstsyndroom alcoholisme het meest frequent over het hoofd gezien (Noyes e.a., 1980). Hiervoor zijn mijns inziens de volgende redenen aan te voeren.

 

Alcoholisme is een verzamelnaam Voor diverse afwijkende vormen van gedrag ten opzichte van alcohol. Er bestaan talloze definities van alcoholisme. Hierin treft men een scala van termen aan die steeds verschillende aspecten van alcoholgebruik belichten zoals 'problematisch', 'schadelijk', 'dwangmatig' of 'afhankelijk' alcoholgebruik. Er zijn diverse meetinstrumenten ontwikkeld die de verschillende aspecten van overmatig alcoholgebruik en de gevolgen daarvan kwantificeren. De grens waarboven iemand geacht wordt een alcoholist te zijn, varieert van definitie tot definitie en van instrument tot instrument. Of een alcoholgebruiker in de praktijk al dan niet als alcoholist wordt beschouwd, is dan ook afhankelijk van de opstelling van de betrokken behandelaar.

 

De consumptie van alcohol wordt door de gebruiker zelf vrijwel altijd te laag aangegeven. Dit is het gevolg van het feit dat tijdens de roes actuele informatie niet goed in het kortetermijngeheugen wordt opgenomen. Daarnaast wordt het alcoholgebruik soms bewust gebagatelliseerd tengevolge van schuld- en schaamtegevoelens, die ingegeven worden door de in onze samenleving geldende sociale afkeuring van overmatig alcoholgebruik. Zeer veel mensen zijn in staat om jarenlang excessief te drinken zonder dat hun disfunctioneren op velerlei gebied door personen uit de omgeving (onder wie behandelaars) direct aan alcohol wordt gerelateerd. Zo kan het gebeuren dat een overmatig gebruiker jaar in, jaar uit een onderhoudsdosis kalmeringsmiddelen van zijn of  haar psychiater krijgt om de alcoholonthoudingsverschijnselen te lijf te gaan, terwijl de psychiater meent dat er sprake is van een puur psychische problematiek. Of een door overmatig alcoholgebruik veroorzaakte hart- en vaatziekte wordt door een cardioloog langdurig behandeld zonder dat de betrokkene het alcoholgebruik mindert of staakt. (Indien het overmatig alcoholgebruik wel wordt gesignaleerd, bestaat bij de behandelaar veelal aarzeling om de façade van de cliënt die een dergelijk gebruik tracht te maskeren, te doorbreken. )

 

Door de wisselwerking tussen overmatig alcoholgebruik en psychische problematiek te bespreken, hoop ik een bijdrage te leveren aan de overbrugging van de kloof tussen de verslavingszorg en de algemene geestelijke gezondheidszorg.

naar inhoud

 

 

Angst: een direct gevolg van de chemische werking van alcohol

 

Biologische verklaringen voor de afhankelijkheid van alcohol
Waarom gaan mensen door met overmatig alcoholgebruik ondanks groot leed en sociale afkeuring? Bij langdurig en overmatig alcoholgebruik ontstaat een aantal biologische aanpassingen waardoor de gevoeligheid voor het effect van alcohol afneemt (tolerantie). Om nog enigszins normaal te kunnen functioneren wordt men op den duur afhankelijk van de aanwezigheid van alcohol. De belangrijkste aanpassingsmechanismen zijn, kort samengevat, de volgende:

  1. Aanpassing van de stofwisseling. De alcohol wordt door de lever steeds sneller afgebroken waardoor steeds sneller opeenvolgend moet worden gedronken om een werkzame alcoholconcentratie in het bloed te handhaven (Dikkenberg, 1986).

  2. Aanpassing in het centrale zenuwstelsel (CZS). De membranen (vliezen) rondom de uitlopers van de zenuwcellen passen zich aan de werking van alcohol aan; door de aanwezigheid van alcohol worden de membranen meer 'vloeibaar' en op den duur - bij afwezigheid van alcohol - als het ware stugger. Hierdoor wordt de prikkelgeleiding (de overdracht van prikkels ofwel boodschappen van de ene zenuwcel naar de andere) langs de zenuwuitlopers beïnvloed (Airaksinen en Peura, 1987)

  3. Verstoringen in verschillende neurotransmissiesystemen (systemen die verantwoordelijk zijn voor de overdracht van prikkels). De prikkeloverdracht wordt steeds meer afhankelijk van de aanwezigheid van alcohol. (Airaksinen en Peura, 1987). Hierna wordt - onder het kopje 'psychofysiologisch onderzoek' - ingegaan op de gevolgen van verstoringen in het zogenaamde GABA-Benzodiazepine-neurotransmissiesysteem voor de angstbeleving.

De aanpassingen in het CZS zijn verantwoordelijk voor een fysieke afhankelijkheid van alcohol. Men kan deze aanpassingen globaal beschrijven met het zogenaamde tegenregulatiemodel (Kalant e. a., 1971; Solomon en Corbitt, 1974). Alcohol onderdrukt de functies van het CZS. Regelmatig alcoholgebruik leidt tot een aanpassingsproces in het CZS dat het effect van alcohol zoveel mogelijk neutraliseert. Dit compensatieproces is tegenovergesteld aan het effect van alcohol: er ontstaat in het CZS een toestand van overprikkelbaarheid. Deze toestand is latent zolang er alcohol aanwezig is. De symptomen die bij deze toestand horen, komen pas tevoorschijn bij het staken van alcoholgebruik in de vorm van de reeds genoemde alcoholonthoudingsverschijnselen (fysieke afhankelijkheid). Hoe vaker de alcohol wordt genomen, des te sneller komt het compensatieproces op gang, des te sterker is dit proces en des te langer duurt het voordat dit proces na het staken van het alcoholgebruik uitdooft. Omdat dit compensatieproces het effect van alcohol neutraliseert, is toenemend alcoholgebruik nodig om een effect te bereiken dat voorheen met geringere doses werd verkregen (tolerantie). Door het toenemend alcooholgebruik nemen de alcoholonthoudings-verschijnselen in ernst toe. Deze kan men het beste te lijf gaan met hernieuwd alcoholgebruik (met 'hersteldrank'). Zo ontstaat er een vicieuze cirkel van verslaving.

 

Dit tegenregulatiemodel is ook van toepassing op andere stoffen die de functie van het CZS onderdrukken, zoals barbituraten (vroeger veel gebruikte slaapmiddelen), de thans veel gebruikte benzodiazepinen (slaap- en kalmeringsmiddelen bekend onder merknamen als Mogadon, Rohypnol, Valium, Librium, Temesta en Seresta) en opiaten (pijnverdovende middelen waaronder morfine en heroïne). Hier volgen enige voorbeelden van processen die passen in het tegenregulatiemodel. Alcohol heeft een temperatuurverlagend, spierontspannend en angstonderdrukkend effect; tot de alcoholonthoudingsverschijnselen behoren een stijging van de lichaamstemperatuur, tremoren en angst. Benzodiazepinen vergemakkelijken de slaap en onderdrukken de ademhalingsprikkel; tot de benzodiazepine-onthoudingsverschijnselen behoren slaapstoornissen en symptomen van hyperventilatie. Heroïne werkt pijnstillend; tot de heroïne-onthoudingsverschijnselen behoort een overgevoeligheid voor pijn.

 

De kennis over de exacte neuronale processen die aan verslaving ten grondslag liggen, groeit, Zo zijn er steeds meer aanwijzingen dat de fysieke afhankelijkheid van alcohol, barbituraten en benzodiazepinen via dezelfde neuronale mechanismen verlopen (onder andere via het GABA-Benzodiazepine-neurotransmissiesysteem, dat hieronder wordt besroken) (Airaksinen en Peura, 1987). Het ene middel kan de onthoudingsverschijnselen van het andere middel dan ook vaak geheel of gedeeltelijk onderdrukken, een reden waarom verslaafden soms afhankelijk zijn van een 'familie' van middelen. Zo gebruiken alcoholisten naast alcohol vaak benzodiazepinen (Dikkenberg e.a., 1988; Roelofs, 1985).

 

Neurofysiologisch en psychofysiologisch onderzoek

Het tegenregulatiemodel gaat uit van een homeostatisch principe. In onderzoek dat deze theorie ondersteunt, komt dit aanpassingsvermogen van de mens - in allerlei varianten - steeds weer terug. Ik zal nu onderzoek bespreken waarin dit homeostatische principe wordt ondersteund. In dit onderzoek wordt tevens aangetoond dat de werking van alcohol zelf direct verantwoordelijk is voor het optreden van angst.


Neurofysiologisch onderzoek. Dit onderzoek spitst zich toe op het GABA-Benzodiazepine-neurotransmissiesysteem. Dit systeem zorgt voor rust bij verhoogde spanning. Wanneer we bijvoorbeeld schrikken van een onverwacht hard geluid, zoals een claxon, dan neemt de GABA-activiteit onmiddellijk toe. We hebben misschien even last van hartkloppingen of een snelle ademhaling, maar al snel is de rust in ons lichaam teruggekeerd.
GABA (Gamma-Amino-Boterzuur; in het Engels Gamma-Amino-Butyric-Acid, afgekort als GABA) is een belangrijke neurotransmitter die op vele plaatsen in de hersenen voorkomt. (Een neurotransmitter is een stof die zorgt voor de overdracht van prikkels in het zenuwstelsel.) GABA heeft een remmende invloed op andere neurotransmitters (zoals bijvoorbeeld adrenaline die vrijkomt bij stress) wanneer deze te veel gaan afwijken van de norm. GABA-receptoren (dit zijn plaatsen in een zenuwcel waar de prikkels worden ontvangen die door GABA worden overgebracht) zijn gekoppeld aan benzodiazepine-receptoren (BZ-receptoren). Deze ontlenen hun naam aan het feit dat de benzodiazepinen hierop hun invloed uitoefenen. Veranderingen in de functie van de BZ-receptoren gaan gepaard met veranderingen in de functie van de GABA-receptoren. Het incidenteel en matig gebruik van benzodiazepinen zoals Valium, Seresta of Mogadon, stimuleert dus de werking van GABA en zorgt op deze wijze voor rust bij verhoogde spanning.

Ook incidenteel en matig gebruik van alcohol stimuleert de werking van het GABA-BZ-neurotransmissiesysteem. Alcohol neemt dan de taak van dit systeem tijdelijk over. Bij regelmatig gebruik gaat dit systeem aan de aanwezigheid van alcohol wennen en wordt als het ware lui. Na regelmatig en langdurig alcoholgebruik is werking van het GABA-BZ-neurotransmissiesysteem sterk verminderd. Dit brengt - wanneer het alcoholgebruik wordt gestaakt - een verhoogde stressgevoeligheid met zich mee. Deze stressgevoeligheid kan de vorm aannemen van schrikachtigheid, overprikkelbaarheid, angst of paniek. Zelfmedicatie met de GABA-stimulerende stof alcohol ligt voor de hand, en daarmee de vicieuze cirkel van alcoholverslaving (Haefely, 1987; Möhler, 1981).

 

Psychofysiologisch onderzoek. Alcoholgebruik onderdrukt de ademhalingsprikkel; hoe hoger de ingenomen dosis is, des te geringer de ademrespons (Johnstone en Reier, 1973). Er wordt aangenomen dat zich tijdens regelmatig en langdurig alcoholgebruik - als compensatie voor de onderdrukking van de ademhalingsprikkel - een latente overprikkelbaarheid van het ademhalingscentrum ontwikkelt; deze overprikkelbaarheid wordt bij het staken van alcoholgebruik - in de eerste twee dagen van het AOS - zichtbaar als hyperventilatie (Victor, 1973).

 

naar inhoud

 

 

Angst: oorzaak en gevolg van overmatig alcoholgebruik


Hieronder wordt eigen onderzoek naar angst en hyperventilatie bij abstinente alcoholisten onder klinische behandeling besproken. De resultaten van dit onderzoek kunnen bijdragen aan de ontrafeling van het ingewikkelde kluwen van oorzaken en gevolgen van overmatig alcoholgebruik. Eerst komen diagnostisch onderzoek aan de orde , vervolgens onderzoek waarin een behandelingsmethode op haar merites wordt getoetst. Alvorens hiertoe over te gaan, wordt een beschrijving gegeven van het verschijnsel hyperventilatie.

 

Hyperventilatie

In de overzichtsliteratuur over hyperventilatie (onder anderen Magarian, 1982) wordt hyperventilatie gedefinieerd als een ademhalingspatroon waarbij de ademhaling sneller en/of dieper is dan noodzakelijk voor de behoefte van het lichaam. Biologisch gezien heeft een dergelijke ademhaling alleen maar nut in crisissituaties, wanneer men moet vechten of vluchten. Indien op een snelle en/of diepe ademhaling geen lichamelijk inspanning volgt, daalt het koolzuurgehalte in de longen en vervolgens in het bloed. Er kan dan een scala van symptomen optreden in vrijwel alle orgaansystemen (zie de tabel). Omdat de betrokkenen vaak niet merken dat hun ademhaling is veranderd en evenmin weten wat de wat de gevolgen daarvan kunnen zijn, zijn zij meestal zeer angstig voor en bezorgd over de veelheid van onverklaarbare klachten. Hierdoor wordt de hyperventilatie versterkt of in stand gehouden. Situaties waarin de klachten optreden, worden gezien als prikkels die de klachten uitlokken en worden maar liever vermeden. Ook de angst om alleen te zijn heeft een dergelijk agorafobisch vermijdingsgedrag tot gevolg.

 

Tabel Hyperventilatieklachtenlijst

__________________________________________________________

Niet voldoende diep kunnen doorademen

Benauwd gevoel

Snelle hartslag

Gevoel van onrust, paniekerigheid

Tintelingen in de voeten

Misselijkheid

In de war zijn; het gevoel alles om je heen in een droom te beleven

Zich warm voelen

Bonzen van het hart

Huilbuien

Kramp in tenen of benen

Rillerigheid

Trillen van de handen

Onregelmatige hartslag

Tintelingen in de benen

Angstig gevoel

Pijnlijke steken in de hartstreek

Stijfheid van vingers of armen

Koude handen of voeten

Gevoel van warmte in het hoofd

Opgeblazen gevoel in de buik

Druk op de keel, brok in de keel

Tintelingen in de armen

Een snellere of diepere ademhaling dan normaal

Zwart worden voor de ogen, gevoel dat je flauw zult vallen

Gespannenheid

Ademnood

Flauwvallen

Tintelingen in de vingers

Moeheid

Hoofdpijn

Tintelingen in het gezicht

Druk op de borst

__________________________________________________________

 

Hyperventilatie is een verschijnsel dat - vooral in Nederland en in Groot-

Brittannië - de laatste decennia een sterke belangstelling geniet. In de Ameri- In de Amerikaanse DSM-III-R bestaat hyperventilatie niet als aparte categorie. Wel ziet men in het hoofdstuk 'Anxiety Disorders' dat er een aanzienlijke overlap bestaat tussen de symptomen die worden genoemd in de rubrieken 'Panic Disorder' en 'Generalized Anxiety Disorder' enerzijds en de symptomen van hyperventilatie anderzijds. Van degenen die worden gediagnosticeerd als 'hyperventilant' heeft 35% last van paniekaanvallen (Hoes e.a., 1987).

 

Ondanks de sterke belangstelling voor het verschijnsel hyperventilatie

wordt overmatig alcoholgebruik in de overzichtsliteratuur over hyperventilatie - op slechts een enkele uitzondering na - niet bij de (organische) oorzaken van hyperventilatie genoemd. Met het hieronder beschreven onderzoek werd dan ook een braakliggend terrein betreden.

 

naar inhoud

 

Het voortgezette alcoholonthoudingssyndroom en hyperventilatie

In het bovengenoemde onderzoek van Victor (1973) werd gevonden dat de hyperventilatie die optreedt na het abrupt staken van overmatig alcoholgebruik, binnen twee dagen terugkeert naar een normale ademhaling. In de klinische praktijk kwam ik bij ex-alcoholisten - of ze nu lang of kort 'droogstonden' - vaak en veel klachten tegen die op hyperventilatie wezen. Het lag voor de hand om te veronderstellen dat hyperventilatie niet alleen tot de acute, maar ook tot de zogenaamde subacute of voortgezette alcoholonthoudingsverschijnselen behoort (Roelofs, 1983). In een serie kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeken

werd deze hypothese getoetst.

 

Deze onderzoeken werden uitgevoerd bij een populatie alcoholistische

mannen die onder klinische behandeling waren (geweest) in het Jellinek Centrum te Amsterdam. Alcoholisme werd gedefinieerd in termen van een fysieke afhankelijkheid van alcohol, geoperationaliseerd als de behoefte om onthoudingsverschijnselen te voorkomen of te bestrijden met hernieuwd alcoholgebruik. In het onderzoek werd ook benzodiazepinegebruik betrokken. Tot een van de belangrijkste selectiecriteria behoorde: afwezigheid van (tot dan toe) bekende organische oorzaken voor hyperventilatie anders dan alcoholonthouding. Er werd gebruik gemaakt van gestructureerde interviews, ad hoc geconstrueerde vragenlijsten (over de drinkgeschiedenis en verlangens naar alcohol) en - ter inventarisatie van angst - de Spielberger State-Trait Anxiety Inventory. Als index voor hyperventilatie gold de mate waarin klachten na een periode van drie minuten vrijwillige hyperventilatie werden herkend. De duur van de fysieke afhankelijkheid van alcohol varieerde van 1 tot 24 jaar, de duur van de abstinentie van 2 weken tot 9 maanden. Follow-ups vonden circa 1 en 2,5 jaar na klinische opname plaats. Ter vaststelling van abstinentie of recidivisme werden naast zelfrapportages ook medische tests gebruikt.

 

Samengevat leidde dit onderzoek tot de volgende bevindingen (Roelofs, 1984; Roelofs, 1985; Roelofs en Dikkenberg, 1987).

-         Er bestaat een significant verband tussen ieder van de volgende variabelen: de ernst van de hyperventilatie, de angst en het verlangen naar alcohol.

-         Hoe langer de fysieke afhankelijkheid van alcohol heeft geduurd, des te ernstiger zijn de symptomen van angst en hyperventilatie en des te sterker is daarbij het verlangen naar alcohol.

-         De leeftijd waarop de symptomen van hyperventilatie en van angst zich voor het eerst voordoen, is significant hoger dan de leeftijd waarop de onthoudingsverschijnselen voor het eerst duidelijk waarneembaar optreden.

-         Ruim 20% van de onderzochte personen had naast of in combinatie met alcohol regelmatig benzodiazepinen gebruikt. De opgegeven hoeveelheden varieerden van in de medische praktijk voorgeschreven gangbare doses tot vrijwel onbeperkt; er waren personen die spraken over het regelmatig gebruik van 'een hand vol van allerlei pillen'. De benzodiazepinen worden pas regelmatig genomen wanneer de fysieke afhankelijkheid van alcohol haar intrede reeds heeft gedaan. De gemengd gebruikers zijn significant langer fysiek afhankelijk van alcohol en hebben tijdens hun opname significant meer last van hyperventilatie en van angst dan de gebruikers van alcohol alleen.

-         In een follow-up na de klinische behandeling werd gevonden dat de symptomen van hyperventilatie en van angst significant afnemen wanneer de abstinentie wordt volgehouden en significant toenemen bij terugval in het overmatig alcoholgebruik.

 

Nog lang na het staken van overmatig alcoholgebruik zien we dus een kluwen van stoornissen die eerder een gevolg is van dan een aanleiding vormde tot dit overmatige gebruik. Dit sluit echter niet uit dat de symptomen van hyperventilatie en angst een rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van een fysieke afhankelijkheid van alcohol. Omdat de benzodiazepinen pas regelmatig worden genomen wanneer er al een fysieke afhankelijkheid van alcohol bestaat, worden deze middelen waarschijnlijk gebruikt om de alcoholonthoudingsverschijnselen op een meer efficiënte manier te lijf te gaan. De dubbele verslaving

- aan alcohol en aan benzodiazepinen - is vermoedelijk verantwoordelijk voor de ernstiger hyperventilatie- en angstsymptomen bij de gemengd gebruikers.

 

Gezien de gevonden verbanden is de veronderstelling aannemelijk dat

eventueel reeds lang bestaande symptomen eerst door een fysieke afhankelijkheid van alcohol klinisch manifest worden. Gegevens uit interviews onderstrepen deze veronderstelling: een kwart van de ondervraagde proefpersonen deelde mee dat reeds bestaande symptomen van hyperventilatie en angst in ernst zijn toegenomen door het excessieve alcoholgebruik. Hieronder volgen enige uitspraken.

- "Die klachten had ik vroeger ook dikwijls. Toen ik nog niet dronk. Ik heb een nerveuze aard, altijd al gehad. Dan liep ik maar te zuchten en te zweven. Door die klachten ben ik gaan drinken, toen ik merkte dat ze ervan overgingen. Maar als het borreltje was uitgewerkt, kreeg je de dubbele portie.""

- "Koude extremiteiten heb ik altijd gehad. Als kind lag ik in bed te janken van de koude voeten. De angst zat er met de moedermelk in. Het ligt misschien aan mijn bouw. Met alcohol kon ik in het gareel komen, het is mijn medicijn. Maar door de alcohol zijn sommige klachten ook erger geworden."

- "Die duizeligheid heb ik altijd al gehad. Maar het is enorm toegenomen,

vooral als de alcohol was uitgewerkt."

 

Het hier besproken onderzoek sluit aan bij ander onderzoek naar angst

onder alcoholisten. In retrospectief onderzoek bij ex-alcoholisten met
paniekaanvallen en fobische klachten (door Stockwell en Bolderston in 1987 samengevat) wordt aannemelijk gemaakt dat beide problemen - de angst of het alcoholisme - als eerste kunnen optreden. Het ene probleem kan het andere versterken, aldus: reeds bestaande klachten worden via alcoholgebruik te lijf gegaan om vervolgens - door de overprikkelbaarheid die optreedt bij het staken van alcoholgebruik in ernst toe te nemen. Deze toegenomen klachten worden dan weer via alcoholgebruik onderdrukt, zodat een vicieuze cirkel ontstaat. Eveneens in overeenstemming met het eigen onderzoek is dat het staken van overmatig alcoholgebruik in het algemeen stemmingsverbeterend is, terwijl de hervatting van dit gebruik na een tijdelijke periode van abstinentie stemmingsverslechterend werkt (Freed, 1978).

 

Een behandelingsmethode

Omdat hyperventilatie en angst bij gepaard gaan met verlangens

naar alcohol vormen deze symptomen een risico met betrekking tot terugval in het overmatige alcoholgebruik. In verband met dit risico deed ik onderzoek naar het effect van een ademhalingstherapie bij alcoholistische mannen die in klinische behandeling waren (Roelofs, 1990).

De belangrijkste selectiecriteria voor deelname aan het onderzoek waren:

(1) afwezigheid van (tot op heden bekende) organische oorzaken van hyperventilatie anders dan alcoholonthouding; (2) de diagnose 'hyperventilatie' zoals vastgesteld aan de hand van een zogenaamde hyperventilatieprovocatietest (dit is: een periode van drie minuten vrijwillige hyperventilatie, waarna herkenning van de klachten geldt als doorslaggevend criterium voor de diagnose; (3) niet eerder in behandeling geweest voor hyperventilatie. Een groep van zestien aldus geselecteerde personen ontving een 10 weken durende ademhalingstraining en -feedbacktherapie. Een controlegroep van 15 personen ontving aandacht voor het klachtenpatroon met betrekking tot de hyperventilatie. (Een dubbel-blindprocedure is in een klinische setting niet goed te ontwerpen.) Er werden voor-, na- en follow-upmetingen verricht; follow-ups vonden 1, 4 en 10 maanden na de nameting plaats.

 

Tot de onderzochte variabelen behoorden: hyperventilatie, angst (gemeten met de Spielberger State-Trait Anxiety Inventory), neuroticisme (gemeten met de Amsterdamse Biografische Vragenlijst), verlangens naar alcohol en abstinentie of recidivisme in het alcoholgebruik. Als fysiologische indices voor de mate van hyperventilatie werden de ademhalingsfrequentie en de koolzuurspanning in de uitgeademde lucht gebruikt; zelfgerapporteerde en na de hyperventilatieprovocatietest herkende klachten vormden eveneens indices voor de mate van hyperventilatie. Gedurende de 10 weken durende experimentele en controleprocedure dienden de proefpersonen abstinent te blijven. Daarna golden abstinentie of recidivisme als afhankelijke variabelen; vaststelling daarvan werd - naast zelfrapportages en informatie via de behandelaar(s) - bepaald aan de hand van medische tests. Voorafgaande aan het onderzoek waren de proefpersonen 4 weken abstinent en verschilden de experimentele en controlegroep niet met betrekking tot de onderzochte variabelen; evenmin waren ertussen beide groepen verschillen in leeftijd en in de duur van fysieke afhankelijkheid van alcohol, geoperationaliseerd als de behoefte om alcoholonthoudings-verschijnselen te voorkómen of te bestrijden met hernieuwd alcoholgebruik.
 

Na uitvoerige informatie over het ontstaan en de instandhouding van het

klachtenpatroon ontving de experimentele groep een ademhalings-therapie waarbij gebruik werd gemaakt van een klein, draagbaar apparaat ter regulatie van de ademhaling (Defares, 1982). Dit apparaat genereert via een oortelefoontje auditieve signalen die een gewenst (variabel instelbaar) ademhalingspatroon simuleren; daarnaast kan dit apparaat - via een meetband rond het lichaam - aan de proefpersoon feedback geven over diens spontane adempatroon. In iedere sessie werden eventuele veranderingen in het klachtenpatroon besproken. In de controlegroep kwam na inventarisatie van de hyperventilatieklachten in iedere sessie aan de orde of de klachten sedert de vorige sessie in ernst waren toegenomen, afgenomen, hetzelfde gebleven dan wel in wisselende mate verschenen. Uitlatingen over het klachtenpatroon werden aangemoedigd, herhaald en samengevat. In beide groepen werden mededelingen over andere medische of psychologische problemen dan hyperventilatie voorzichtig afgeremd.

 

In tegenstelling tot de controlegroep brengt de ademhalingstherapie in de

experimentele groep tot aan de laatste follow-up - 10 maanden na de nameting - aanzienlijke verbeteringen teweeg in de hyperventilatie, zowel in de zelfgerapporteerde en herkende klachten als in de fysiologische indices. De experimentele groep laat zeer robuuste verbeteringen zien in juist de objectieve fysiologische variabelen, terwijl de controlegroep met betrekking tot deze variabelen tot en met de laatste follow-up een hyperventilatoir ademhalingspatroon vertoont. Dit is in overeenstemming met de significante verschillen in de gerapporteerde en herkende klachten, de minder 'harde' indices voor hyperventilatie. Dergelijke resultaten pleiten voor de effectiviteit van de ademhalingstherapie met betrekking tot de hyperventilatie.

 

In tegenstelling tot de verwachting bleek de therapie niet bij te dragen aan een vermindering van angst, neuroticisme en het verlangen naar alcohol. Evenmin is de therapie een voldoende voorwaarde ter preventie van terugval in het alcoholgebruik. Tussen de beide groepen werden in de genoemde variabelen geen verschillen gevonden. Binnen de beide groepen treden in alle onderzochte variabelen - zowel in de psychologische als in de fysiologische - verbeteringen op; binnen de controlegroep zijn de verbeteringen in de fysiologische variabelen echter gering. Ondanks sterke verbeteringen is in beide groepen bij de follow-ups nog steeds sprake van verhoogde angst- en neuroticismescores.

De conclusie luidt dan ook: (1) abstinentie bevordert herstel op verschei-

dene fronten; (2) ademhalingstraining en -feedbacktherapie versnellen het herstel van de hyperventilatie aanzienlijk, maar zijn niet van invloed op angst, neuroticisme, het verlangen naar alcohol of de kans op recidivisme in het alcoholgebruik. Met andere woorden: met behulp van de ademhalingstherapie is één aspect van het AOS gunstig te beïnvloeden; de therapie vormt dus een van de voorwaarden, maar geen voldoende voorwaarde ter preventie van recidivisme in het alcoholgebruik.

Dat de ademhalingstherapie wel van invloed is op de ademhaling maar niet op de mate van angst en neuroticisme, wijst erop dat de psychische problematiek van alcoholisten grotendeels onafhankelijk van de hyperventilatie bestaat. Dit in tegenstelling tot niet-alcoholistische hyperventilanten bij wie de hyperventilatie zélf vaak een belangrijke bron van angst en neuroticisme is; binnen deze groep heeft dezelfde ademhalingstherapie dan ook wel een gunstige invloed op de genoemde psychische problematiek (De Swart e.a., 1983).

 

Mogelijkerwijs bestonden de psychische problemen van de alcoholistische hyperventilanten al grotendeels of in ernstige mate voorafgaande aan het overmatige alcoholgebruik. Hieronder ga ik op deze mogelijkheid nader in.

naar inhoud

 

Ontwikkelingsstoornissen als mogelijke antecedenten

 

In de hierboven besproken studies is de aandacht vrijwel uitsluitend gericht op psychische problematiek die op het tijdstip van onderzoek of in het recente verleden een opvallende rol speelde. Onderzoek naar mogelijke problemen in een verder verleden opent echter geheel nieuwe aandachtsgebieden, die meer inzicht kunnen geven in de oorzaken en gevolgen van alcoholisme. Hieronder wordt in het kort ingegaan op deze dieper gewortelde problematiek,

Zucker en Lisansky Gomberg (1986) bespreken alle zes (tot 1986) ver- richte studies waarin kinderen (vanaf circa tien jaar) en jonge adolescenten tot in de volwassenheid werden gevolgd en bij wie op volwassen leeftijd de diagnose 'alcoholisme' werd gesteld. In alle studies werd gebruik gemaakt van een controlegroep. De bronnen van de gegevens zijn persoonlijke vraaggesprekken en dossiers uit ziekenhuizen, maatschappelijk werk en justitie. De resultaten van de zes studies vertonen grote overeenkomsten. In hun jeugd onderscheidden de alcoholisten zich van de niet-alcoholisten in onder meer de volgende opzichten: het contact tussen de ouders en het kind is slecht, dat wil zeggen het kind wordt met onverschilligheid behandeld of affectief verwaarloosd (gevonden in alle zes studies); er bestaan bij het kind problemen met betrekking tot de agressieregulatie (gevonden in vijf van de zes studies). Er dient hierbij echter opgemerkt te worden dat er tussen de studies grote verschillen bestaan in de leeftijd waarop het eerste contact tussen onderzoeker en kind plaatsvond, het totale aantal

contacten en de duur van de perioden tussen de contacten. Met andere woorden: er werden metingen verricht in verschillende stadia van de ontwikkeling. In deze verschillende ontwikkelingsstadia hebben verschillende invloedssferen - naast die van de ouders - een uiteenlopende 'impact'. De resultaten van de zes studies zijn— hoewel met elkaar in overeenstemming — dan ook niet zonder meer vergelijkbaar. Daarnaast dient erop gewezen te worden dat in geen der studies (zeer) vroegkinderlijke ervaringen zijn betrokken.

 

Deze zes longitudinale studies werden verricht tussen 1949 en 1983. Van

meer recente datum is onderzoek waarin ook de fysieke mishandeling en seksueel misbruik van kinderen worden betrokken. In een onderzoek van Schaefer en Evans (zie Van de Wijngaart, 1988) werd een groep van 100 alcoholistische vrouwen die in klinische behandeling waren, vergeleken met een controlegroep niet-alcoholistische vrouwen. In de groep alcoholistes was significant vaker dan in de controlegroep sprake van kindermishandeling in het algemeen en van incest in het bijzonder. In een onderzoek van Miller e.a. (zie: Draijer, 1990) werd eveneens gevonden dat alcoholistische vrouwen in hun jeugd vaker seksueel misbruikt werden dan niet-alcoholistische vrouwen. In een ander onderzoek werden twee groepen agorafobici met paniekaanvallen vergeleken: een groep alcoholisten en een groep niet-alcoholisten. In beide groepen werd een hoge mate van zowel actuele als ontwikkelingsproblematiek aangetroffen. De alcoholisten scoorden echter hoger op alle onderzochte dimensies: zij waren niet alleen meer angstig en depressief, maar maakten ook significant vaker melding van affectieve verwaarlozing alsmede van ernstige mishandeling en fysiek misbruik en/of aanhoudende dreiging daarmee in hun kindertijd (Bibb en Chambless, 1986).

De symptomen die behoren bij agorafobie/paniek, vertonen een aanzienlijke overlap met de symptomen van hyperventilatie (Hoes e.a. , 1987). Het is daarom gerechtvaardigd te veronderstellen dat wel en niet alcoholistische hyperventilanten verschillen in de ernst van hun ontwikkelingsstoornissen, evenals de hierboven genoemde wel en niet alcoholistische agorafobici met paniekaanvallen. Zoals bij de bespreking van het eigen onderzoek aan de orde kwam, is de ademhalingstherapie (alleen) bij de alcoholistische hyperventilanten geen effectief middel ter vermindering van angst en neuroticisme; dezelfde therapie is bij niet-alcoholistische hyperventilanten wel effectief met betrekking tot deze psychische problematiek. De verschillen in de ernst van de ontwikkelingsproblematiek tussen de alcoholistische en niet-alcoholistische hyperventilanten zouden dit verschil in therapie-effect kunnen verklaren: ernstige ontwikkelingsstoornissen zouden bij alcoholistische hyperventilanten verantwoordelijk kunnen zijn voor een hoge angst en neuroticisme die onafhankelijk van de hyperventilatie bestaan. Deze veronderstelling wordt onderstreept door de eigen klinische indruk dat de psychische problematiek van alcoholisten vaak ernstig en diep geworteld is. Cliënten vertelden mij regelmatig over traumatische ervaringen in hun kindertijd, waaronder fysiek geweld en psychische wreedheden.

 

Ten slotte een dierexperimenteel onderzoek: apen die het eerste halve jaar van hun leven met leeftijdgenoten maar zonder moeder hebben doorgebracht, zijn op volwassen leeftijd significant angstiger en vertonen dan een significant grotere voorkeur voor alcohol dan apen die het eerste halve jaar van hun leven zonder leeftijdgenoten maar mét moeder hebben doorgebracht (Hasert e.a., 1989). Dat aan deze en soortgelijke ontwikkelingsstoornissen in de behandeling van alcoholisme aandacht besteed dient te worden, moge blijken uit het volgende onderzoek: ex-alcoholisten die binnen een jaar na een klinische behandeling terugvielen in het overmatige alcoholgebruik, waren in hun kindertijd ernstiger affectief verwaarloosd dan abstinent gebleven personen (Wagner Glenn

en Parsons, 1989).

 

Het ligt voor de hand om te concluderen dat psychische problematiek een

aanleiding vormt tot zelfmedicatie met alcohol. Deze opvatting wordt onder meer in het volgende biomedische onderzoek 'hard' gemaakt. Zoals al eerder aan de orde kwam, zorgt het GABA-BZ-neurotransmissie-systeem voor rust bij verhoogde spanning. Omdat matig alcoholgebruik de GABA-neurotransmissie stimuleert, kan dit gebruik de gevolgen van stress gedeeltelijk en tijdelijk opheffen. Gemeten aan de stresshormonen, adrenaline en noradrenaline, leidt matig alcoholgebruik inderdaad tot een aanzienlijke vermindering in de stressrespons (mentale stress bij mensen en gedwongen bewegingsloosheid bij dieren). Hoe groter de stressrespons zonder alcohol is, des te effectiever is de alcohol als kalmeringsmiddel (Eisenhofen e.a., 1986; Livezey e.a., 1987). Personen met een hoge stressrespons hebben daarom een verhoogde kans op het overmatig gebruik van alcohol. Dit kan leiden tot een fysieke afhankelijkheid en daarmee tot een slecht functionerend GABA-BZ-neurotransmissie-systeem. Dit brengt weer een overprikkelbaarheid of stressgevoeligheid met zich mee die de kans op angst, hyperventilatie en paniek vergroot.

naar inhoud


Aanbevelingen voor de behandeling

 

Na het staken van chronisch en excessief alcoholgebruik dient men rekening te houden met een langdurige herstelperiode die - zoals in de inleiding al aan de orde kwam - zelfs tot 10 jaar kan duren. De eerste 3 tot 6 maanden vormen een periode van grote kwetsbaarheid. De betrokkene is in fysiek, psychosociaal en maatschappelijk opzicht uit balans. Fysiek gezien is er sprake van een grote overprikkelbaarheid of stressgevoeligheid (vaak in combinatie met uitputting). Hierdoor is een overmatige affectieve reactie gemakkelijk op gang gebracht. Door een terugblik op de levensgeschiedenis die in deze periode meestal plaatsvindt, kunnen eventuele psychotrauma's of negatieve levensgebeurtenissen gereactiveerd worden. De gevoelens die hieraan gekoppeld zijn, kunnen zowel leiden tot ontladingsreacties als tot angst, paniek of depressie. Ten slotte vindt ook een confrontatie plaats met de maatschappelijke gevolgen van het overmatig alcoholgebruik, bijvoorbeeld echtscheiding of ontslag. De belastbaarheid voor therapieën is in de eerste maanden dan ook gering.

 

De behandeling dient mijns inziens gericht te zijn op zowel de fysieke

kwetsbaarheid, waarvoor onder meer zelfcontroletechnieken zoals ademhalingstherapie geschikt zijn, als op de psychosociale en maatschappelijke kwetsbaarheid, waarvoor onder meer individuele psychotherapie in aanmerking komt. Tot de mogelijkheden hoort een seriële aanpak, waarbij eerst de verslavingsproblematiek en de directe gevolgen daarvan centraal staan en vervolgens de dieper gewortelde problemen aan de orde komen. In een deel van de problematiek zal

een spontaan herstel optreden door de onthouding van alcoholgebruik per se, zowel in fysiologisch als in psychologisch opzicht.

 

Ondanks beperkingen hebben de ademhalingstraining en -feedbackthera-

pie, zoals in het eigen onderzoek gebruikt, een belangrijke functie in de behandeling van alcoholisme. Aandacht voor en het behandelen van zo belastende symptomen als duizeligheid, ademnood en hartkloppingen zijn van essentieel belang. De cliënten voelen zich vaak erg teleurgesteld wanneer zij merken dat hun dappere besluit om te stoppen met drinken nauwelijks verbeteringen in hun fysieke conditie teweegbrengt. Het ter zijde schuiven van lichamelijke klachten door de behandelaars stuit dan ook vaak op verzet en houdt het risico in dat de cliënt de behandeling voortijdig afbreekt om vervolgens terug te vallen in het alcoholgebruik. Behandeling van de klachten leidt tot een betere concentratie en vormt - door het opbouwen van een vertrouwensrelatie - een mogelijke ingang tot andere vormen van individuele therapie. Eenmaal 'droog' is de behoefte en het vermogen om de vruchten te plukken van psychotherapie bij een alcoholist even groot als bij een niet-alcoholist. Dit in tegenstelling tot het stereotiepe beeld van een alcoholist dat buiten de verslavingszorg veelal bestaat: deze zou onberekenbaar zijn, steeds weer terugvallen in het alcoholgebruik en geen behoefte hebben aan of niet gemotiveerd zijn tot psychotherapie.

 

Wegens de ingewikkelde interactie tussen de oorzaken en gevolgen van

overmatig alcoholgebruik heeft de cliënt baat bij een goede samenwerking tussen behandelaars uit de verslavingszorg enerzijds en uit de algemene gezondheidszorg anderzijds. In de praktijk komt een dergelijke samenwerking neer op wederzijdse consultatie en/of een pragmatisch doorverwijzingbeleid. Ter preventie van ernstige psychische en medische problemen is het noodzakelijk in de medische en algemene geestelijke gezondheidszorg een meer dan matig alcoholgebruik vroegtijdig te signaleren.

 

 

Slotopmerkingen

 

Angst kan zowel een aanleiding vormen tot als een direct gevolg zijn van het overmatige gebruik van alcohol. In de eerste maanden na het staken van langdurig, overmatig alcoholgebruik zijn de oorzaken en gevolgen van dit gebruik in een onontwarbare kluwen verweven. Overmatig alcoholgebruik is slechts een van de vele mogelijke reacties op een ongelukkig psychosociaal functioneren; een reactie waardoor de betrokkene in een circulair proces geraakt en waardoor de oorspronkelijke problematiek verergert. In dit opzicht verschilt het overmatige gebruik van alcohol niet van veel andere inadequate strategieën om psychisch leed het hoofd te bieden. Verslavingsproblematiek en geestelijke gezondheidsproblematiek vertonen een grote overlap. Het verschil tussende verslavingszorg en de algemene geestelijke gezondheidszorg is dan ook minder groot dan het bestaan van verschillende specialismen suggereert.

 

naar inhoud

 

 

 

 

Noten

 

1. Ik dank G.M. Dikkenberg, arts in het Jellinek Centrum, voor zijn deskundig
commentaar op het manuscript.

2. In dit artikel wordt steeds de mannelijke vorm gebruikt waar ' alcoholgebruik(st)er 'behandelaar(st)er' enzovoorts bedoeld wordt.

 

 

Literatuur

 

Airaksinen, M.M. en P. Peura. Mechanisms of alcohol withdrawal syndrome. Medical Biology 65 (1987), pag. 105-112.

 

Ballenger, J.C. en R.M. Post. Kindling as a model of alcohol withdrawal syndromes.

British Journal of Psychiatry 133 (1978), pag. 1-14.

 

Bibb, J L. en D.L. Chambless. Alcohol use and abuse among diagnosed agoraphobics. Behavior Research and Therapy 24 (1986), pag. 49-58.

 

Defares, P.B. Beschrijving van het ademhalingsfeedback en -trainingsapparaat.
Wageningen, Instituut voor Psycho-sociale Stress, 1982.

 

De Soto, C.B., E.E. O'Donnell, IA. Alfred en C.E. Lopes. Symptomatology in alcoholics at various stages of abstinence. Alcoholism: Clinical and Experimental Research 9 (1985), pag. 505-512.

 

Dikkenberg, G.M. Metabolisme van een verslaving. Natuur en Techniek 54 (1986),

pag. 842-849.

 

Dikkenberg, G.M., S.M. Roelofs en J.A. Bakker. A 4 year follow up of 59 and a 2

year follow up of 226 male alcoholic inpatients. In: A. Kuriyama, A. & H. Ishii (red.). Biomedical and social aspects of alcohol and alcoholism. Amsterdam-New York-Oxford, Elsevier Science Publishers, 1988.

 

Draijer , N. Seksuele traumatisering in de jeugd. Lange termijn gevolgen van seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Amsterdam, SUA, 1990.

 

Eisenhofen, G. , D.G. Lambie & R.A. Johnson. Effects of ethanol on cardiovascular

catecholamine responses to mental stress. Journal of Psychosomatic Research 30 (1986), pag. 93-102.

 

Freed, E.X. Alcohol and mood: an updated review. The International Journal of the

Addictions 13 (1978), pag. 173-200.

 

Haefely , W. Development of anti-anxiety drugs. Journal of Drug Therapy and Research 12 (1987), pag. 15-21.

 

Hasert, M.F., M. Linnoila & S.J. Suomi. A monkey model of alcohol consumption:

early developmental experiences affect alcohol consumption in adulthood. Alcoholism: Clinical and Experimental Research 13 (1989), pag. 314.

 

Hoes, M.J., P. Colla, P. van Doom, H. Folgering & J. de Swart. Hyperventilation and panic attacks. Journal of Clinical Psychiatry 48 (1987), pag. 435-437.

 

Johnstone, R.E. en C.E. Reier. Acute respiratory effects of ethanol in man. Clinical

Pharmacology and Therapeutics 14 (1973), Part 1, pag. 501-509.

 

Kalant. H., A. LeBlanc & R.J. Gibbins. Tolerance to, and dependence on some non- opiate psychotropic drugs. Pharmacological Reviews 23 (1971), pag. 135-191.

 

Livezey, G.T., N. Balabkins & W.H. Vogel. The effect of ethanol (alcohol) and stress on Plasma catecholamine levels in individual female and male rats. Neuropsychobiology 17 (1987), pag. 193-198.

 

Magarian, G.J. Hyperventilation Syndromes. Infrequently recognized common
expressions of anxiety and sfress. Medicine 61 (1982), pag. 219-336.

 

Mello, N .K. Behavioral studies of alcoholism. In: B. Kissin & H Begleiter (red.). The biology of alcoholism. Vol. 2: Physiology and behavior. New York-Londen, Plenum Press, 1972.

 

Mendelson, J .H. (red.). Experimentally in- duced chronic intoxication and withdrawal in alcoholics. Quarterly Journal of Studies on Alcohol 1964, Suppl. 2.

 

Möhler, H. Benzodiazepine receptors in the central navous system. Journal of Drug

Research 6 (1981), pag. 1081-1084.

 

Noyes, R. , J. Clancy, P.R. Hoenk & D.J. Slymen. The prognosis of anxiety neuro-

ses. Archives of General Psychiatry 37 (1980), pag. 173-175.

 

Roelofs, S.M. Het alcohol-onthoudingssyndroom en symptomen van hyperventilatie

bij abstinente alcoholisten, Tijdschrift Voor Alcohol, Drugs en Andere Psychotrope Stoffen 9 (1983), pag. 113-118.

 

Roelofs, S.M. Hyperventilatie en subacute alcohol-onthoudingssyndroom. Tijdschrift voor Alcohol, Drugs en Andere Psychotrope Stoffen 10 ( 1984), pag. 52-62.

 

Roelofs, S.M. Angst en 'craving': een subacuut alcohol-onthoudingssyndroom. Tijdschrift voor Alcohol, Drugs en Andere Psychotrope Stoffen 11 (1985), pag. 103-110.

Roelofs S.M. Hyperventilation, anxiety and craving for alcohol: a subacute alcohol withdrawal syndrome. Alcohol 2, 501-505, 1985.

Roelofs S.M. & Dikkenberg G.M. Hyperventilation and anxiety: alcohol withdrawal symptoms decreasing with prolonged abstinence. Alcohol 4, 215-220, 1987.

Roelofs, S.M. Het alcohol-onthoudingssyndroom en hyperventilatie: een behandelings-methode. Met een slotbeschouwing over de etiologie van alcoholisme. Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, 1990. Academisch proefschrift.

 

Schuckit, M.A. Genetic and clinical implications of alcoholism and affective disorders. American Journal of Psychiatry 143 (1986), pag. 140-147.

 

Solomon, R.L. & J.D. Corbitt. An opponent-process theory of motivation: I. Temporal dynamics of affect. Psychological Review 81 (1974), pag. 119-145.

 

Stockwell, T. & H. Bolderston. Alcohol and phobias. British Journal of Addiction 82(1987), pag. 971-979.

 

Swart, J.C.G. de, P. Grossman & P.B. Defares. Auditieve ademregulatie ter behandeling van het hyperventilatiesyndroom. Tijdschrift voor Geneesmiddelenonderzoek 8 (1983), pag. 1894-1900.

 

Victor, M. The role of hypomagnesemia and respiratory alkalosis in the genesis of the

alcohol withdrawal syndromes. Annals of the New York Academy of Sciences 215  (1973), pag. 235-248.

 

Wagner Glenn, S. & O.A. Parsons. Prediction of recidivism in post-treatment alcoholics. Alcoholism: Clinical and Experimental Research 13 (1989), pag. 352.

 

Wellman, M. The late withdrawal symptoms of alcoholic addiction. Canadian Medical Association Journal 70 (1954), pag 526-529.

 

Wellman, M. Fatigue during the second six months of abstinence. Canadian Medical

Association Journal 72 (1955), pag. 338-341.

 

Wijngaart, G. van de. Verslaving zonder grenzen. Utrecht, Stichting Werkgroep

Gezondheidszorg Utrecht, 1988.

 

Williams, H.L. & O.H. Rundell. Altered sleep physiology in chronic alcoholics: reversal with abstinence. Alcoholism: Clinical and Experimental Research 5 (1981), pag. 318-325.

 

Woodruff, R.A., S.B. Guze & P.J. Clayton, Anxiety neurosis among psychiatric outpatients. Comprehensive Psychiatry 13, 165-170.

 

Zucker, R.A. & E.S. Lisansky Gomberg. Etiology of alcoholism reconsidered. The

case for a biopsychosocial process. American Psychologist 41 (1986), pag. 783-793.

 


Summary

 

Roelofs, S.M. Anxiety: cause and effect of alcohol abuse. An interdisciplinary approach.

On the basis of literature, a research project and clinical impressions, the complex

interaction between alcohol abuse and mental problems is studied, with emphasis on

anxiety. After a description of the (continued) withdrawal syndrom and mechanisms that underlie physical dependence on alcohol, causes, effects and treatment of alcoholism are discussed. The author attempts to narrow the gap between three traditionally divergent fields: (1) biomedical and social sciences, (2) scientific research and clinical practice, (3) care and treatment of addicts and general mental health care.

 


naar inhoud

 



 

 

Schilderijen
Inner world
Het meisje en de wolf
Portretten
Musici
Landschappen

Boeken
Niet storen. Een kritische beschouwing over de Riagg 
Wie is er nu gek? Over kronkels in de therapeutische relatie

Nog altijd. Levensverhaal van een Auschwitz-overlevende
Tien componistenportretten in woord en beeld
Keerpunt. Over persoonlijke crises en kansen

Samenvatting proefschrift over alcohol en angst

Biomedische aspecten van (alcohol)verslaving (hoofdstuk uit proefschrift)

 

 CV  
Saar Roelofs

Geen talent voor volgzaamheid: 
e
rvaring als psycholoog in de ggz

 


saar.roelofs@xs4all.nl 

© Partner Productions